donderdag 15 april 2010

Nieuwe vraag, nieuwe kansen.

Zoals ik in mijn vorige blog heb beschreven, ga ik mijn onderzoek vervolgen met een onderzoek naar de gouden lesopening binnen het rekenonderwijs.

Mijn nieuwe onderzoeksvraag luidt:
Hoe kan ik bij de rekenlessen, in groep 7, een passende gouden lesopening toepassen?

Daar horen de volgende deelvragen bij:
1. Wat is de definitie van een passende gouden lesopening?
2. Welke rekenonderwerpen zijn er binnen het rekenonderwijs van groep 7 (m.a.w. bij welke onderwerpen moet ik een passende gouden lesopening bedenken)?
3. Welke theorie (voorbeelden of hulpmiddelen) kan ik gebruiken bij het vinden van een gouden lesopening bij het rekenonderwijs?
4. Wat vinden de kinderen interessant?
5. Blijven de kinderen ook echt betrokken bij de les, als ik met een passende gouden lesopening begin?

Voorlopig genoeg vragen, genoeg te doen.
Bij mijn volgende blog ga ik in op het algemeen idee en de verkenning.

Tweede kans.

Mijn vorige onderzoeksvraag richtte zich op de verschillende niveaus van de leerlingen. Toen ik mijn rekenlessen ging bekijken observeren, kwam ik erachter dat de betrokkenheid van de kinderen niet continue even hoog is. Daarom ga ik mij richten op het verhogen van deze betrokkenheid.
Bij de eerder beschreven lessituaties begin ik elke les met een som op het bord te schrijven. Dan vraag ik aan de kinderen of ze een oplossingsmanier weten. Ik merk dat de kinderen op een gegeven moment afhaken. Ik ga mij richten op de lesopening.
Tijdens een eerstvolgende rekenles had ik een gouden lesopening ingezet. Tijdens deze taak kwamen er sommen met procenten aan bod. Ik ben de les begonnen met een "cheque". De kinderen hadden een cheque gewonnen van €600,-. Ik heb een aantal procentages erbij gezet en de kinderen mochten invullen waar ze de verschillende % aan wilden uitgeven. Ze mochten zelf kiezen waar ze het aan wilden besteden. 50%, 25%, 10%, 7%, 2% en 1%.
Ik merkte dat de kinderen vanaf het begin betrokken waren. Het was ook een vrij intensieve les, met wat moeilijke sommen erbij. Toch bleven de kinderen betrokken. Als ze er heel even niet bij waren, waren ze in no time weer betrokken bij de uitleg. Dus zo'n gouden opening heeft effect!

Maar ja, zo'n lesopening moet natuurlijk wel aansluiten bij de les. Dat is heel lastig... Het vervolg in mijn volgende blog.

maandag 29 maart 2010

Update

Hier volgt een update van mijn onderzoek.

Inmiddels kan ik al wat antwoorden geven over mijn deelvragen.
De eerste deelvraag: Welke verschillende rekenstrategieën zijn er?
Tijdens de lessen RWD heb ik kennis gemaakt met verschillende rekenstrategieën. Er zijn heel veel rekenstrategieën. Per basisbewerking (optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen) zijn verschillende rekenstrategieën. Dit is dus erg breed. Op welke rekenstrategieën moet ik mij gaan richten?

De tweede deelvraag: Welke rekenstrategieën komen voor in mijn klas? (Wie rekent op welke manier?)
Om hier achter te komen, heb ik vier leerlingen dezelfde opdrachten gegeven. Hier kwamen opvallende dingen naar voren. Drie van de vier leerlingen bevinden zich opformeel niveau, wat betekent dat ze gebruik maken van strategieën zonder aantekeningen te maken. Een leerling zit op semi-formeel niveau. Deze leerling heeft hulpmiddelen nodig om de sommen uit te rekenen.

De derde deelvraag: Welke rekenniveaus komen voor in mijn klas?
In mijn klas zitten de meeste kinderen op formeel niveau. En enkeling bevindt zich op semi-formeel niveau. De kinderen kunnen goed rekenen.

De vierde deelvraag: Welke manier van uitleggen past het best bij het kind?
Deze deelvraag is lastiger te beantwoorden dan gepland.


Verder heb ik, aan de hand van een steekproef, geobserveerd welke kinderen actief meedachten met de les en welke kinderen niet. Ook heb ik hierbij gekeken naar welke kinderen een inhoudelijke vraag hadden aan het eind van de uitleg en of ik hier een verband tussen kon zien. Met een inhoudelijke vraag bedoel ik dat de vraag over de inhoud van de uitleg moet gaan en niet over "hoe moeten we het opschrijven in ons schrift?".

Nadat ik dit op een rijtje gezet had, zag ik dat vooral de kinderen die niet betrokken waren tijdens de uitleg inhoudelijke vragen hadden.
Hierdoor ging er een belletje rinkelen. We hebben het op school gehad over de gouden lesopening. DIT ontbrak er bij mijn lessen. Ik heb geen leuke, boeiende lesopeningen gebruikt, waardoor de kinderen niet geboeid waren.
De les erna probeerde ik dit wel. En ik zag meteen resultaat. De kinderen waren betrokken. Zodra ze even weg waren, waren ze er zo weer bij. Tijdens de uitleg probeerde ik ook veel interactie te bewerkstelligen tussen de leerlingen en mij.
Dus..... de onderzoeksvraag die ik bedacht had, is eigenlijk een stapje te ver. Allereerst moet ik ervoor zorgen dat de kinderen geboeid zijn tijdens de rekenlessen.
Daarom verander ik mijn onderzoeksonderwerp, het gaat nu over "gouden lesopeningen".
In mijn volgende blog ga ik hier verder op in.

dinsdag 9 maart 2010

Casestudy?!

Oké. Het onderzoek loopt nu aardig. Ik weet wat ik wil en wat ik kan gaan doen. Dit ga ik de komende weken daarom ook uitvoeren. Maar natuurlijk werk je ook naar een eindresultaat. In dit geval is het sleutelwoord een casestudy. Hmm, wat is casestudy? Wat moet daar dan allemaal in komen te staan? Dat waren de eerste twee vragen die ik had. Tijdens de les kregen we hier meer informatie over. Voor onze eigen verduidelijking was het handig om een deel van het boek van Petra Ponte te lezen. Het boek heet Onderwijs van eigen makelijk, procesboek actieonderzoek in scholen en opleidingen.
In het deel wat handig was om te lezen stonden drie voorbeelden van casestudies. Daardoor krijg je een beter en duidelijk beeld van wat een casestudy eigenlijk inhoudt. Deze drie beschreven casestudies waren ook verschillend.

Bij de eerste casestudy was een hele duidelijk opbouw aamwezig. Deze onderzoeker beschreef in eerste instantie heel duidelijk de gedachtengang. Daarnaast stond ook de cyclus duidelijk beschreven.
Bij de tweede casestudy werden de doorlopen cyclussen benoemd en beschreven.
Per cyclus kreeg je, in één hoofdstukje, te lezen wat hij er gebeurd is.
De derde casestudy vond ik het duidelijkst. Hierbij werd onderscheid gemaakt tussen de verschillende cyclussen, maar ook voor de verschillende stappen die genomen zijn. Je kan hieruit heel duidelijk aflezen welke stappen van de onderzoekclyclus genomen zijn en in welke volgorde.

Na het lezen van deze casestudies heb ik wel een heel duidelijk beeld van wat hiervan verwacht wordt. Ik heb nu nog niet precies voor ogen hoe ik het ga doen, maar als uitgangspunt gebruik ik deze achtergrondinformatie. Uit de ene casestudy zal ik meer punten halen dan uit de andere, maar ik ga er zeker mijn eigen draai aan geven.

dinsdag 2 maart 2010

What is your question?

Mijn onderzoek gaat over het rekenonderwijs in de klas. Niet elk kind rekent op hetzelfde niveau, waardoor differentiatie in de les belangrijk is. Om het voor elk kind begrijpelijk te maken, is het belangrijk dat de lesstof aansluit op de verschillende niveaus van de kinderen.
Mijn (voorlopige) onderzoeksvraag luidt daarom ook:

Hoe kan ik mijn rekenlessen laten aansluiten op de verschillende rekenniveaus, omdat ik wil weten hoe ik hier op kan inspringen, zodat elk kind aanbod krijgt op zijn/haar eigen niveau?


Om mijn hoofdvraag te kunnen beantwoorden, heb ik een aantal deelvragen gemaakt:

1. Welke verschillende rekenstrategieën zijn er?
2. Welke rekenstrategieën komen voor in mijn klas?
(Wie rekent op welke manier?)
3. Welke rekenniveaus komen voor in mijn klas?
4. Welke manier van uitleggen past het best bij het kind?


Waarschijnlijk komen er nog wel wat deelvragen bij, maar voorlopig richt ik mij op deze vragen.
Inmiddels hebben we bij RWD de verschillende rekenstrategieën gehad. Nu is het de taak om deze te gaan "toetsen" in mijn stageklas. Ik moet erachter komen hoe de kinderen in de klas rekenen? Dit ga ik, individueel, toetsen door middel van een opdracht en bekijken welke stappen de kinderen maken. Dan hoop ik dat ik dit uiteindelijk kan koppelen aan een rekenstrategie. Vervolgens kan ik daar mijn lessen op laten aansluiten en kijken hoe het gaat. Let's try.

Muurtje bouwen

Om goed onderwijs te geven, is het belangrijk dat ik weet wat ikzelf onder “goed onderwijs” versta. In de les hebben we gewerkt met een werkblad “Bouwstenen voor ‘goed onderwijs’”. Hierop stonden verschillende opvattingen over onderwijs. Deze opvattingen stonden in vakjes, die voor (bouw)stenen dienden.Ik heb alle opvattingen uitgeknipt. Toen begon ik met het "bouwen" van mijn onderwijsmuurtje.
Onderin, als fundering, heb ik de opvattingen die ik het belangrijkst vond neergelegd. Steeds verder naar boven heb ik de opvattingen, die steeds minder bij mij paste, neergelegd. Dit leidde uiteindelijk tot mijn muurtje:


Dit is mijn onderwijsmuurtje. Waarschijnlijk komen er zo nu en dan andere opvattingen bij of treden er andere veranderingen op. We'll see.

dinsdag 16 februari 2010

Let's get started!

Vandaag hebben we een serieuze start gemaakt met het actieonderzoek.
De vorige weken hebben we informatie gekregen over de inhoud van een actieonderzoek, over het formuleren van een probleemstelling en andere onderzoeksvaardigheden.

Vorige week vrijdag hebben we een "voorlopige" onderzoeksvraag geformuleerd.
Vandaag zijn we daar mee verder gegaan. We hebben onze "voorlopige" onderzoeksvraag nog specifieker proberen te verwoorden. We hebben elkaar, in groepjes, geholpen met dit proces. We hebben elkaar verduidelijkende vragen gesteld om ervoor te zorgen dat er een zo specifiek mogelijke onderzoeksvraag geformuleerd kon worden. Bij het formuleren van een onderzoeksvraag komt heel wat kijken. Zo moet je goed nadenken over (bijna) elk woord. Je moet voor jezelf al een heel duidelijk beeld hebben van het hoe en wat je wil bereiken! Het moet uiteindelijk ook toetsbaar zijn. Op dit moment ben ik hard bezig met het formuleren van mijn concrete onderzoeksvraag.

Mijn actieonderzoek zal gaan over het rekenonderwijs, de verschillende rekenniveaus en het verschil in rekentempo. We keep in touch!